MUZIEK VOOR DE OVERTOCHT Poem by Stefan Hertmans

MUZIEK VOOR DE OVERTOCHT

I
. . . parelmoeren slakkenspoor
of gruis van vertrapt glas . . .

Eugenio Montale



Hoe ik een zeer kleine slak
de gang vond oversteken:
de ‘uiterlijke toevalligheden die
het ontstaan van een ding uitmaken'.
Glenn Gould speelde Hindemith-sonates.
Niets dat beperking voorschreef
bleef onaangetast, niet aangevochten.
Inmiddels had de slak een zilverig
spoor over marmer getrokken.
Zwart spiegelde haar eigen ontdekking
in de weerschijn van de tuin,
die ze voor stenen had verruild.

Hindemith heeft nooit risico's genomen,
tenzij misschien dat ene: om in een tijd
vol wind en bruine pest dat onaantastbaar
rustige te kiezen, bespiegelend sonates
schrijven terwijl elders bloed
de rode vlaggen roder kleurt,
nomaden stoepen schrobben,
zwakke adems transatlantisch
in een ander getto onderduiken.
De drie sonates voor piano
lijken wel helemaal in de
‘tijdmaat van een zeer langzame mars'
geschreven: een leger kruipt over de Alpen,
trekt een slakkespoor over Europa,
terwijl Der Pauli in de grote meren
spiegels ziet, reflectie als ontkenning
van de dood, een zwarte partituur
waaronder aal en kwikvis
in granieten vloeistof trillen.


2

Slakken hebben de eigenschap hun vijanden
niet te herkennen, niet te zien,
ternauwernood bewust dat leven kwetsbaar is
zo zonder haar of huis.
Een dreinend kind hoort niet
hoe de muziek der sferen in het ruisen
reeds de hak van scherpe messen
in zich draagt;
een schoenpunt nadert nu het spoor,
de mars wordt langzaam in haar maat
teruggedreven als in een marche funèbre.
Marmeren tegels hebben niet de
eeuwige beweging, al lijkt een gang
soms op doorwaadbare rivieren
en stap ik er telkens anders in.
Ook dit is een spel met tonaliteiten,
tegels lijken op toetsen en niets
is zeker wat tevoren nog te toetsen
was op een magisch diapason.

Mijn Oncle Maurice, een lederhandelaar
in een hoog en somber huis, vertelde vaak
bij het poetsen van gevormde huiden
dat het stemmen van herinnering
een kwestie van twee instrumenten was:
het één noemde hij vluchtigheid,
het andere obsessie.
Hij sopte speculaasjes in thee,
ging , s zondagsochtends naar het
kerkhofje in Sint-Blasius-Boekel,
en had een vreemde verering
voor mijn moeder, vooral als ze
piano speelde.


3

Met Hindemith, evenwel, is niets zo zeker
als het spoor dat je vergeten bent.
De ene hand zoekt naar de andere, vindt
hem enkele seconden voor de dictatuur
van het akkoord hem verder jaagt,
soms zijn het muzikale kreeften,
een tweeling die een rondo waagt,
soms kruipt de één een ogenblik
op de ander, terwijl het vrijen op
marmeren klavieren toch ook weer
niet echt lebhaft is, maar kijk,
het kan niet altijd contrapuntisch zijn.

Webern hield meer van canons,
Hindemith speelde het fugatisch,
zogezegd tonaal, doortrapt en toch
banaal - ideologie is niet het cultiveren
van het slijmspoor op de steen.

En toch liggen die handen achteraf
nog na te hijgen, dromend of suf.
Ze wachten hoogstens op een vloed
die niet terugkeert. Buiten zijn
stemmen aan de gang, aanhangig in de
lucht van lege straten, men noemt het
soms geschiedenis - een grot waar
Meyerbeer met katapulten speelt.


4

Mijn slak belooft mij, voor een
ogenblik althans, eeuwige terugkeer -
de cirkel van haar spoor heeft nu
mijn hak al ingelijfd, mijn voeten worden
schorpioenen, en binnen deze cirkel
blijft mij alleen het staren naar
mijn eigen angel over.

Hoe hier nog uit te raken?
Het zoeken naar spiegelfuga's,
kreeftegangen, dubbelmotieven
en de koelte op de gang:
het levert ons niets op.

Geen nacht is lang genoeg om mij
die slak terug te bezorgen,
of om na te trekken hoe ze zover
van de tuin, op deze spiegel is verzeild.

Ik moet nog leren luisteren,
adem ophouden, denken uitschakelen,
en langs elkaar wringende stemmen
in hun glijdende substantie leren horen.

Wat er bij windstilte gebeurt:
afwezigheid vult de thuiskomende
met beweging,
hij houdt toevallige plekken voor
een vaste stek, is onverschillig voor
vaste materie, schrijft nu eens
dat stemmen desem zijn
en looft dan weer de geest.


5

Een slak die plotseling oorschelpen
heeft: uitsteeksels die in schoteltjes
veranderen, een snuitje dat zich
onverhoeds vervormt tot een karikatuur,
en voor ik het begrijp gaat het
glibberig gillen, ondraaglijk hoog
en hard, de Duitse tongval is
onloochenbaar: Bemin je lot!
Laat ook je oren aan de binnenzijde
van je lichaam duizendvoudig woekeren
met ruimte en gehoorzenuw, kweek daar e
en grot ter hoogte van je slapen,
laat de schaduwen zich aanmelden
bij het eerstvolgende kantoor -
een grensovergang naar atonale oorden
waar een ieder vijftien variaties
op zijn eigen voornaam zingt.

Igor heeft in deze sonates zo
zijn eigen handje meegespeeld,
(ook dat is een citaat dat me
niet verder brengt, want alles
wist wel weer iets anders uit,
totdat de geest als in een
kreeftegang terugkeert op het
marmer van een zerk).

Laten we alvast deze slak niet
onbegrepen liggen, al laat haar vorm
zich moeilijk van de toetsen schrapen.
Vormloos is alleen het lichaampje geworden,
het spoor blijft zilver op de zwarte spiegel
van haar herkomst nog getuigen.
Een vreemde sleutel knarst al in het slot,
het lied springt in drievierde maat
over een muurtje en verdwijnt zonder geluid:
hoed je voor wat je kent.

Oude harmonieën, vergeten veiligheid.
Een man loopt ongehinderd door grensposten,
op zoek naar sneeuwen gedichten.


6

Dat alles was net onophoudelijk begonnen,
toen deze slak mijn gangen onderbrak
en overstak van links naar rechts.
Gould speelt nog Hindemith,
vliegen belanden in gapende monden,
geschiedenis is in het reinigingsprodukt
geslopen waarmee ik straks de tegels schrob.
Een man van het midden en het compromis,
een huisgezin, een kind dat over een muurtje
sprong en in een jodenkamp verdween,
op de achtergrond musique d'ameublement,
een spoor van Igor en de zijnen.
Later worden de schuldigen publiek
terechtgesteld.
Alleen zwart-witcontrasten blijven,
herinnering aan dagen van vuur en slijk.

Een man met een kalende schedel
glijdt door de mazen van het net.
Voelhorens kweekt hij onderweg.
Het spoor is niet zijn zaak
maar die van wie hem zoeken:
niet verklikt, niet aangegeven,
beschuldigd van het trekken van
een spoor op een orfische spiegel.

Zegt Paultje goedenacht,
bal de vuisten tussen twee octaven,
vermeerder elke afstand met zijn tegendeel,
groet de tritonus als een zeegod
en bid dat alle slakken in de branding
heropstaan als een de zielen was
toegezegd - toen die nog niet bestonden.

Gould speelt plotseling Hindemith,
ik vind een slak op een nooit
zichzelf gelijk blijvende tegelvloer
en stap erin, voor de eerste keer.

COMMENTS OF THE POEM
READ THIS POEM IN OTHER LANGUAGES
Close
Error Success