Langs Limburgs zachte, groene rand,
waar Maas haar zilvren spiegels plant,
zit ik te staren, stil en traag,
verloren in de schaduw van de dag.
Het water glijdt, zo traag, zo wijs,
een eeuwenoude, zilte reis.
Ze fluistert zachtjes in mijn oor,
van dingen die ik nooit verloor.
De heuvels deinen op de wind,
waar elke steen een verhaal begint,
en klokken luiden in de verte
als echo's van een stille hartenwens.
De zon zakt laag, het gras is goud,
de lucht in Limburgs avondhuid gehuld.
Mijn ziel komt thuis, al was ik nooit gegaan-
mijmerend, aan de oever,
bij de stroom van voortbestaan.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem