Ik ben de dwerg van gemiddelde lengte.
Mijn weefgetouw wordt als ik droom groter. Ik droom:
‘Als ik niet uit weven ga, dan zwaait er wat!'
De wereld is in het getouw,
ik zie de bodem doorgrond
en het naweven.
Maar word ik niet kleiner?
De hand op de wilg op het glas de
hand houdt de hand op
voet steunt de wind steunt
het weeshuis binnen
houdt de hand op de knip
steunt de sleepvoet
Begin
Ik zit, half onder, half boven mijn ogen
met spiegel en kaapstander de hoek van de purperen sofa
donker te houden. Drie meter verder het raam, in het
spel van licht en schaduw
de schaduw.
Wat is het raam groot. Om het op papier te krijgen moet ik
met het papier achteruit en dan haal ik het nog niet.
De wilg aan de overkant van de brug
staat op de ruit als zilver,
een elleboog en een hand hoog.
Het waait en een wolk volgt. Ik glijd over het vloerzeil
de vensterbank tegen maar de wilg ziet
me aankomen, maakt zich
klein op het glas, een klein duimpje.
Als ik me voorstel bedekt het gezicht
of wat daar voor doorgaat de boom,
niet het raam. Je bent neus brug,
je bent bouwkunst turend over het water.
Je was toch ver weg bij jou.
De wagen rolt de garage uit.
Wie de maanillusie niet kent
hand houdt de hand op voet steunt de wind steunt
wees huis wees wel kom houdt de hand op
de sleepvoet
Het spelbegin van licht en schaduw en licht.
Hier op de sofa uitkomst en speelpenning.
Het waait ‘en'-s van de vormarme wolken
over de vloer naar de vensterbank
maar de wilg, die me inziet, maakt zich
klein op de ruit. Klein Duimpje houdt zich vuiststil.
Als ik me voor je stel bedekt je gezicht of de boom
niet het raam. Je bent brug turend over het water.
Je was toch ver weg
Middelpunt.
Ik zit half onder half boven mijn ogen met rug en reet
de bestuurdersstoel warm te houden.
Blijf eens staan.
Nijp tangens.
Droom ik of kom ik er?
Ik stel me de ansichtkaart voor:
het rode weeshuis waarin het
burgerweeshuis stond waarin
taalwezen wachtten
het rode weeshuis waarin het
burgerweeshuis staat waarin
de speelkaarten wachten
het rode weeshuis waarin het
huis met de spraakherkenning
Dit weten, hier moet het uit
komen als het ooit groot wordt.
Opeens wil de speelpenning weten
of hij zelf gewonnen heeft.
Ik druk jullie uit in een hoek: minuut en halve minuut
achter de einder beperken mijn doen en mijn laten.
Mijn gangen worden bepaald door puntmuts en puntmutsje.
Mijn schaaldier schat de berk op het glas
en de wilg op de ruit en de bosrand, de tegenligger.
De wind maalt de wolken
Einde mijn hart.
Nu blijven we hier.
Ik stond stil toen ik daarin stond.
Ik stond stil en daarin stond ik stil.
Ware grootte.
Ik stond stil.
Ik ben de kat wijs, de slang wijs, de koning te
Hand houdt de hand op,
voet steunt de wind steunt.
Wees huis wees welkom
houdt de hand op de knip
steunt de sleepvoet
Begin
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem