We dronken tijd uit de kom
van onze handen, totdat we,
van ons voetstuk voor elkaar,
de ijle hoge stelen grepen,
hand om hand, glas om glas,
en rinkelend begonnen
aan de verhoopte vrije val,
brekend zonder scherven
op een bodemloze grond.
Reikten elkaar het eigene
dat leegliep in het laatste licht,
de smaak van bittere beloften.
We noemden het verleden
terwijl we het beleefden,
we schreven het elkaar
in kringen van robijnrood toe,
we dronken ons een dieper heden
tot de bodem ons verhief.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem