Variaties op het requiem
I
Nee, uit deze rij stapt niemand die ons hoort,
de engelen zijn lang voorbij.
De hand die naar de stilte grijpt, krijgt niets
dan ruis in ruil, het vallen van de dingen,
ontwakend in een nacht die, net voor het vertrek,
de dromen bergt die angstzweet brengen.
Want wie uit dood ontwaakt, het krakend lot
van nooit geziene vogels bij een oever zonder stroom,
die zal niet ondergaan tenzij hij droomt.
Rust die je niemand meer kunt vragen,
en die ons plaagt, boven Jeruzalem,
een licht dat uit miljoenen schermen straalt
en ons niets kan vergeven, het levende
dat tot ons komt en ons niet verhoort.
II
Er is geen ruil voor wat we willen redden
in de grote slapeloosheid die we anderen
brengen door hen te gedenken; want wie
niet kan vergeten, vindt geen rust.
Al jankt de muezzin de steden wakker
voor de haan: wie van verlossing droomt,
rammelt met ketenen van hol metaal.
Wie overleven zegt, heeft al vergeten;
er is geen redding in die koorts.
Schril, schel, schamper, zo klinkt de zanger
die ons niets belooft en alles achterhoudt
wat ooit heeft toebehoord.
III
Het is geen werk, daarom nooit af;
en toch zwoegt het ons door de adem,
en ligt het wakker zonder ons.
En luistert niet en klaagt niet,
en is er stomweg zonder nood;
het zuigt zich vol aan wat we leeg
dachten te zijn; het streept zichzelf door
zonder naam te zijn; het galmt zonder geluid;
het is ruimste bedrog, spreekt voor zichzelf,
is gul en plukt ons gierig aan de huid.
Het jaagt op niets, omdat het alles kent.
Het is in ons en werkt daar werkloos
aan het slijten van verloren tijd.
IV
Het komt in golven over ons,
de beelden zijn een scherm voor ons,
ze spoelen aan op iets dat ons ontsnapt.
Het gaat om mensen op een ochtendtrein,
een vogel uit het nest gevallen,
het tuig dat door de wolken zoeft;
het gaat om zwavel en om pest
in boeken die verscheurd verwaaien,
om geen herinnering, om wakker liggen
om een woord, om eten van vergelding,
om dakloos bij min twintig,
infecties in de mediale hitte,
het openbarsten van een satelliet,
en onderuit, en plotseling, en al-maar-aan,
of waardoor wel, waarzonder niet,
het ontziet ons niet en geeft ons niets.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem