We glijden in een stroom die
van Cádiz over de droom tot
Puerto Rico reikt, we komen er
de snelheid tegen, de lome slaap
van algen, rifbouw en demonen;
we vinden er elkaar in knopen
die het lichaam weer losmaken
uit verlangen, een fractie van
een wenteling, een oogopslag;
de maravilla en de breking,
alles, net na middernacht,
de overvloed, de privileges
die we krijgen bij het dansen,
een warreling van mensen
in een Gran Hotel,
iets als organen in het donker
van haar heupen, kleine afgrond,
de golf die koortsig maakt
en zich bevrijdt - daar, voor
de kleine ronde tafel
waar het haar indrinkt,
in geurig Medellin,
alsof wij het waren
in het schaduwrood van
vleugels op haar rug,
waar ze belofte
is, en bloedt.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem